De oortjeswinkel belooft mij gouden oren. Niet zomaar oren, maar van die koninklijke flappen waarmee je zelfs het gefluister van een mier hoort. Tenzij Mevr willy roept dat de afwas staat te wachten. Dan vallen ze vanzelf dicht, met dank aan de ingebouwde AI
Maar om die te krijgen is een simpel " ik hoor niks" is niet voldoende , dus voor die hemel op aarde had ik wel een stempel nodig van een echte NKO-specialist: dokter S., mijn eigen oorarts. Een oude man, 75, een relikwie uit een tijdperk waarin potlood en liniaal nog tot de medische instrumenten gerekend werden. Drie dagen per week houdt die zijn praktijk nog draaiende, bijgestaan door zijn vrouw. Die doet de administratie.
Van computers heeft die nooit gehoord. Zij werkt nog met fiches en de fichekast wordt bewaakt alsof het de kelder van de Koninklijke Bibliotheek is. Twee ziekenhuisklevers moest ik meenemen, want bovenaan elke fiche prijkt een vignet, een soort paspoortstempel van de patiënt. De vorige keer was ik er eentje vergeten. Dat was in 2018. Ze herinnert het zich alsof het gisteren was, met die blik van: orde is geen optie, orde is een roeping.
Dan grijpt dokter S. mijn arm. Niet zomaar een handdrukje, nee, hij begeleidt mij plechtig naar een muffe zetel, zeker 50 jaar , alsof hij een koning naar zijn troon leidt. Helaas knijpt hij net op het plekje waar die ochtend bloed was geprikt. Daar zat nog een dikke bult watten en pleister. Zijn gezicht vertrekt alsof hij per ongeluk in een cactus kneep. “Geen zorg, dokter,” fluister ik, “het is geen bubo pestis.” Hij lacht opgelucht, en wij zijn weer twee kameraden die de tijd te slim af proberen te zijn.
De hoortest zelf is pure magie. Geen piepjes uit een computerscherm, geen printer die een grafiek uitspuwt, maar een draaiknop, een hand die tekent, een rood bolletje dat verschijnt op een blad. Daarna de liniaal die de bolletjes verbindt, als een kind dat sterrenbeelden tekent aan de hemel. Orion in mijn oren, Cassiopeia in mijn trommelvlies. En in de hoek staat een kopieermachine die het allemaal dubbel maakt, alsof de jaren zestig zich vermenigvuldigen om niet vergeten te worden.
De rekening? 36,21 euro. Hij zegt het bijna met schaamte. “Het ziekenfonds betaalt alles terug,” verzekert hij, alsof hij betwijfelt of hij wel recht heeft op een boterham. Ik verwachtte er bijna een cappuccino bij. Ik krijg een briefje met het bedrag en zijn rekeningnr. Of ik dat bij gelegenheid wel eens wil betalen
En zo praten we nog wat na, twee oude knarren die de klok niet meer geloven .En over hoe het vroeger beter was, en hoe de tijd alles heeft versneld, verhard en verplastiekt. Hij glimlacht en zegt: “Zolang we zo kunnen praten, is het niet verloren.” En ik knik, al weet ik dat dit een verdwijntruc is. Artsen zoals hij lossen langzaam op in het schuim van de tijd.
Als ik de deur uit stap, hoor ik ze fladderen, die uitgestorven vogels met witte jassen en potloden.
Je gelooft je oren niet. Al kan dat natuurlijk ook gewoon aan mijn oren liggen.