
“Het is nooit goed, behalve op de bank.”
Dat zei een lotgenoot gisteren tegen mij. Nou, ik begreep er eerst geen snars van. Chemobrein, zeker? Ik dacht dat het iets met geld te maken had — dat je spaargeld alleen veilig is zolang het op de bank staat. Of misschien gewoon het gemak van zitten: een bank is altijd beter dan rechtop staan. Maar hoe langer ik erover nadacht, hoe meer ik voelde dat het misschien wel over het leven zelf ging.
Want wanneer is een leven eigenlijk te kort? Wanneer te lang?
Als jonge gast dacht ik altijd dat het te kort zou zijn. Je wil méér: meer tijd, meer kansen, meer toekomst. Maar naarmate je ouder wordt, verandert het zicht. Je begint de omheining te zien. Eerst subtiel: een rimpel hier, een overlijdensbericht daar van iemand die verdacht veel op je leeftijd zit.
Later wordt het onverbiddelijker: een diagnose, een afscheid, een lijf dat steeds vaker zegt: “Doe het zelf maar.”
En dan sluipen ook die vragen binnen waar niemand je op voorbereidt. De gedachte om gewoon te stoppen met behandelingen. Het gefluister van euthanasie, dat zich op een slechte dag zachtjes in je oor nestelt. De twijfel of je nog wil doorgaan, of dat het mooi genoeg geweest is. Het klinkt dramatisch, maar dat is het niet: het is gewoon een eerlijk gesprek dat je met jezelf voert, vaak in stilte, vaak op een uur waarop iedereen al ligt te ronken.
En toch. Je beseft ook dat een leven niet in lengte gemeten wordt, maar in de momenten die je hebt kunnen vasthouden. Een lach. Een aanraking. Een avond waarop alles even vanzelf leek. En dat afscheid nemen geen grootse finale is, maar een reeks kleine oefenmomentjes: de eerste keer dat je een behandeling overslaat, het gesprek met de dokter waarin je “genoeg” zegt, het gepruts met papieren die je eigenlijk nog niet wou ordenen.
Misschien is dat wel de clou van die spreuk. Het is nooit goed als je erdoorheen jaagt, nooit goed als je blijft vechten alsof het een eindeloze marathon is, nooit goed als je jezelf blijft vergelijken met vroeger. Het is alleen goed als je even gaat zitten. Even ademt. Even terugkijkt naar al die paaltjes die je al gepasseerd bent, en beseft dat het, ondanks alles, toch een rijk veld is geweest.
En dan proef je misschien dat geluk in zijn simpelste vorm. Op de bank, naast wie je lief is, met een mok cappuccino in je hand. Dan maakt het niet meer uit of het leven te lang of te kort is. Het is genoeg.
En misschien ontdek je op datzelfde bankje nog iets anders: dat twijfel en hoop rustig naast elkaar kunnen zitten, als twee oude vrienden die elkaar zwijgend begrijpen.
En dat dáár misschien de moed zit om nog even door te gaan.
Of niet.
Reactie plaatsen
Reacties