
Leuko en de bedorven mosselen – een rioolroman in mineur
Mosselen. Ze dampen verleidelijk in hun schelpen, liggen te fonkelen in knoflook en wijn, en doen je geloven dat geluk een zeebeestje is.
Tot ze besluiten dat jij hun laatste vijand bent.
Wat begint als een culinair hoogtepunt, eindigt dan als een Griekse tragedie met buikloop in de hoofdrol. En geloof me: van alle manieren om te sterven is “door schelpdier” niet de meest heroïsche.
Die avond werd er diep vanbinnen alarm geslagen. Eerst zacht, alsof iemand voorzichtig op een tamtam tikte, daarna harder — een gong, een dreun, een donderslag uit de onderbuik. De zenuwen begonnen te knetteren, en ergens in die chaos schoot Leuko recht.
Onze man in het wit. De cel met ballen. Zijn motto: niet denken, doen.
Samen met zijn trouwe kompaan Clemaciet stortte hij zich in de diepte — de onderbuik, dat dampende labyrint dat tegelijk fabriek, moeras en open riool is. Een plek waar geen licht komt, waar hoop stinkt en slijm heerst.
Geen Alpen hier, geen soundtrack, alleen de geur van verraad.
En daar zaten ze: salmonella’s, campylobacters, virussen — de onderhuurders van het spijsverteringsstelsel. Ze hadden zich ingegraven in de darmplooien, met de arrogantie van lui die hun waarborg niet meer gaan terugzien.
Leuko stormde er roekeloos op af. Clemaciet bleef koel, berekend, elegant bijna — zoals alleen een cel met gezond verstand dat kan. Samen hakten ze zich een weg door het vlees en de damp, door slijm en stank, door alles wat leeft en beter niet had geleefd.
En ergens onderweg, tussen het gevecht en de gasvorming, groeide er iets wat geen medische handleiding kan uitleggen. Geen romantiek — dat zou te proper klinken — maar iets warms, iets dat even deed vergeten dat ze tot hun oksels in de troep stonden.
Het hele verhaal lees je in De Legende van Leuko.
Over harde feiten, zachte waarheden en bedorven mosselen.
Of, zoals Leuko het zelf zou zeggen: “Het is vuil werk, maar iemand moet het doen.”
En ik?
Sindsdien kijk ik mijn mosselen eerst recht in de ogen.
Je weet maar nooit welke er stiekem plannen smeden.

