
Over rust, stilte en cappuccino.
En een bos dat méér leven herbergt dan bomen, vogels en spechten alleen...
Nou, we zijn er dus even tussenuit geweest. Even ontsnappen aan de witte jassen, het gepiep van toestellen én het eeuwige gedoe van was, afwas en boodschappen. Vijf dagen lang niks moeten, alleen maar bos, duinen, wind en stilte — zalig gewoon.
Mijn digitale vriend had ons een paar rustige slaapplaatsjes doorgestuurd, en eentje daarvan — aan Hoefven Halve — bleek een klein paradijs. Weg van de baan, midden in het bos, geen kat te zien. Alleen het geritsel van bladeren, het geroffel van een specht met ritmegevoel, en ikzelf met een mok cappuccino in de hand.
Zalig stil was het er.
Of toch niet?
Want elke namiddag, zo rond vier uur, kwam er even leven in de brouwerij. Dan kwamen er auto’s aangereden. Eén voor één. Mannen, alleen. Ze parkeerden met de zorg van iemand die niet wil opvallen, keken even rond — en verdwenen dan het bos in met een vastberaden tred die weinig met wandelen te maken had.
Ik had intussen al snel begrepen wat voor fauna hier huisde. Geen reeën, geen dassen, maar iets wat even zachtaardig als menselijk was: mensen die, elk op hun manier, op zoek waren naar wat nabijheid in de stilte van het bos. En eerlijk, aan de soepelheid waarmee ze het struikgewas indoken, te zien, waren het vast geen prostaatkankerlijers.
Mevr willy had het eerst niet echt door. Ze dacht dat het wandelaars waren, of misschien paddenstoelenzoekers. “Vreemd,” zei ze, “niemand komt hier met een mandje, of ook geen hond om uit te laten.”
Ik voelde me verplicht om wat tekst en uitleg te geven — had ik beter niet gedaan. Vanaf dat moment keek ze me aan met die typische blik van: en jij weet dat allemaal zó precies, hoe?
Nou, het stoorde niet — ik keek toe, niet met spot maar met een glimlach. Het was bijna aandoenlijk, dat ritueel. Als een geheime dans waar alleen ingewijden de pas van kennen. En dan dacht ik zo: de natuur hier is rijker dan eender welk reisprogramma van bosbeheer laat zien.
En elke keer, tegen valavond, keerde de rust terug. Alleen het vallen van eikels op mijn dak, een verre uil die zijn avondgebed deed, en ik die langzaam warm werd van de gedachte dat ieder wezen, groot of klein, zijn plek zoekt om zich even mens te voelen.
En het is goed geweest. Rustig, eenvoudig, zonder plannen of verplichtingen — gewoon leven zoals het komt.
We hebben veel gewandeld, gelachen, goed gegeten en nog beter geslapen. Alleen die achterdochtige blik van Mevr willy als ik er ’s nachts weer naar buiten moest om te plassen...
En nu zijn we weer thuis. Nog wat zand in de schoenen, een bosgeur in het haar en een hoofd dat leeg is.
Elke dag was goed, gewoon goed.
Meer hoeft een mens niet te hebben.
Reactie plaatsen
Reacties