Zwarte Piet

Gepubliceerd op 2 december 2025 om 06:47

Gisteren was het Sinterklaasfeest op school.
Nou, Mr willy is een van die grootouders die zichzelf wijsmaken dat ze nog goed mee kunnen, al weet Mevr willy wel beter.
Dus daar stond ik, ergens verdoken tussen moeders die filmden alsof hun kind een Nobelprijs in ontvangst nam, en vaders die duidelijk liever aan de broodjesbar hadden gestaan. De zaal hing vol mandarijnengeur, knutselresten en een warmte die eigenlijk niemand had besteld.

Mijn kleinzoon speelde Zwarte Piet.
’t Was een kleine rol, maar voor mij leek het alsof hij de première van het jaar droeg. Zijn gezicht was zwart geschminkt — wat er nog van overbleef toch — en die krullenpruik hing scheef op een manier die alleen in scholen mogelijk is. En die veel te grote handschoenen… vingers die nog twee postcodes moesten wachten voor er handjes in kwamen.
Maar kijk, hij speelde alsof de hele wereld weer even kon beginnen. En ik stond daar als een oude sentimentele opa stil te worden van iets wat eigenlijk heel gewoon was. En genoot.

Hij keek één keer recht mijn richting uit.
Zo’n korte blik, nauwelijks een seconde, maar ik voelde het tot in mijn schoenen. Daar zat weer dat kleine vonkje dat ik al jaren miste — foetsie gegaan op een dag die híj al lang vergeten is, maar ik niet.

Hij was zes toen het gebeurde.
De meester had het “uitgelegd”, met de ernst van een boekhouder die de kwartaalcijfers toelicht: pakjes komen van de ouders, de Sint is symbolisch, het hele gebeuren is logistiek onhoudbaar.
Ik weet nog dat ik toen dacht: pfff, zo’n leraar moesten ze ophangen aan de hoogste boom. Weg die fantasie, weg die romantiek van de Sint die over de daken loopt, van die Piet die in de schouwen kruipt, die brief aan de Sint, die wortel voor zijn paard… weg al die pret die je als grootouder hebt in dat kinderlijk geloof.

En toch stond hij daar vandaag, als Piet, spelend alsof het allemaal wél waar was.
Alsof er ergens, onder zijn schmink en scheef zittende krullen, nog een restje geloof zat dat zichzelf had verstopt, wachtend op het juiste moment om weer op te lichten.

Sinterklaas zelf zag eruit als een heilige die dringend met pensioen moest. Zijn baard hing gevaarlijk scheef, zijn mijter wiebelde alsof hij een lichte aardbeving doormaakte, en zijn blik zei vooral: “Waar is de nooduitgang hier in godsnaam?”
Maar niemand leek het te zien.
Kinderen gilden, ouders filmden, en de juffen deden wanhopige pogingen om iedereen binnen een halve meter van het podium te houden.

En in dat gedruis voelde ik iets warms en bitters tegelijk. Alsof er voor een paar minuten iets werd hersteld dat ik al jaren kwijt was: dat gevoel dat de wereld even klopt, al is het maar doordat een kind besluit dat het zo is.

En nu, terug thuis, terwijl ik dit blog schrijf, denk ik aan mijn kleinzoon — aan zijn zwarte wangen, zijn rare handschoenen en die ene blik mijn kant uit. Hoe hij speelde alsof alles weer mogelijk was. En hoe wij, volwassenen, dat ergens onderweg kwijtgeraakt zijn, misschien wel zonder dat we het gemerkt hebben.

Kinderen geloven eerst en denken daarna. Wij doen het andersom, en we verliezen iets dat we nooit meer helemaal terugvinden: het gemak van verwondering, de troost van het doen alsof, de zachtheid van niet alles te willen begrijpen.

Misschien is dat wel de echte betekenis van Zwarte Piet — niet de knecht van Sinterklaas, maar de laatste schaduw van ons vermogen om te geloven in het onmogelijke.
Misschien draait het er allemaal om dat kinderen ons niet herinneren aan vroeger, maar ons even terugbrengen naar wie we ooit waren.

En, zoals Wim Sonneveld het ooit zong: het maakt me wat melancholiek.