Na vijf jaar ben ik moe. Hét moe.
Niet de fysieke vermoeidheid van de kanker of de behandelingen, en ook niet die wattenmoeheid van de hormoontherapie. Het is een andere soort: de moeheid van altijd maar bezig zijn met ziek zijn, de moeheid van het besef dat, hoe diep je je kop ook in het zand probeert te duwen, struivogelen niet helpt.
Vroeger zat ik halve nachten medische studies te doorploegen, op zoek naar obscure mutaties of een trial die misschien nét de deur op een kier zou zetten. Google was mijn partner in crime, en later kreeg ChatGPT de volle laag — ik vroeg haar processor tot ze zowat begon te roken. Maar dat enthousiasme is opgedroogd. Ik jaag het internet niet meer af op zoek naar een mirakel dat mij per ongeluk over het hoofd heeft gezien.
Dat eeuwige zoeken, dat lezen, dat hopen dat ergens iemand een revolutionair idee heeft dat de prostaatkankermarkt wakker schudt — ik heb er steeds minder zin in. De fut is niet weg, maar ze wordt anders gebruikt. Ik luister naar de heren dokters, ik knik op de juiste momenten, en denk dan: we zien wel. Niet berustend, niet opgevend, eerder een soort mentale boekhouding. Mijn batterijen zijn kleiner geworden en ik wil ze niet langer verspillen aan dingen die mij niets meer opleveren.
De ziekte zelf sukkelt verder. Niet stabiel, niet onschuldig, maar voorlopig nog zonder offensief. Je voelt dat er ergens iets broeit, kleine prikken, kleine signalen, alsof de etterbakjes verkennen waar aze kunnen uitbreken. En af en toe draait de machinerie in mijn lijf even op, dan slaat mijn hoofd tilt, en dan is er maar één plek waar het allemaal terugvalt in een draaglijke orde: schrijven.
En cappuccino, uiteraard. Cappuccino is nog altijd de Traumeelzalf van de ziel.
Mentale vermoeidheid voelt soms alsof je vooruitgaat met een lichte schurft in de motor. Het beweegt wel, maar het klinkt nergens meer soepel. En vreemd genoeg geeft het rust: niet meer alles willen weten, niet meer alles tot op het bot ontleden. Het is bijna prettig om niet meer dat hele internet af te schuimen op zoek naar antwoorden die er niet zijn. De nieuwsgierigheid wordt kleiner, de stilte groter — en dat valt mee.
En toch blijf ik hier op het forum hangen. Alsof iemand een onzichtbare lijn heeft vastgeknoopt tussen mij en deze plek. Je leest hier dingen die je liever niet leest, verhalen die je blik afwenden, toekomstbeelden waar je buik van samentrekt — struisvogelen lukt niet als je hier dagelijks binnenwandelt. En toch is er iets troostrijks, iets dat bijna lijkt op thuiskomen: een rare kankerfamilie waar je nooit voor gekozen hebt, maar waar je toch in blijft rondlopen. Misschien omdat iedereen hier min of meer dezelfde molens ziet draaien. Misschien omdat het thuis soms stiller klinkt dan de ellende hier. Ik weet het niet.
Ik leef eenvoudiger. Ik kijk wat rond, ik schrijf wanneer het moet en ook wanneer het niet moet, en ik laat de boel een beetje pruttelen. Ik adem dieper dan vroeger. En zolang de cappuccino warm blijft en dit kleine hoekje van het internet niet instort, denk ik dat ik nog even vooruit kan.
Voorlopig toch.