Pensioen

Gepubliceerd op 7 december 2025 om 09:30

Je kunt er niet meer naast kijken: gepensioneerden zijn tegenwoordig overal. Op de markt, in de rij aan de apotheek, op de loopband bij de kiné. En dan bedoel ik niet de klassiekers met een wandelstok en een krakende rug, maar ook de moderne:  zongebruind, sportief, met een e-bike in de garage die meer gekost heeft dan mijn eerste auto  en een agenda die voller staat dan die van een minister.

Een beetje jaloers kijk ik naar hen. Niet op die koersfiets, wel op dat pensioen dat klinkt als vakantie met een vast inkomen.

Maar toch wringt er iets. Niet bij hen, maar bij mij.

Want ik herinner me nog de gepensioneerde van vroeger. De echte. Die tot z’n vijfenzestigste doorwerkte, of eigenlijk: voortstrompelde. Die ziek werd maar bleef gaan, koppig, omdat er nog één project af moest of één klant tevreden. Die op zijn afscheid een plastieken klok kreeg of een fonkelend horloge, met woorden erbij als: “onvervangbaar.” Wat, eerlijk gezegd, meestal synoniem was voor  ‘overbodig’.

Nu gaat men op pensioen met een envelop, een koersfiets, een cadeaubon voor wandelkledij en liefst ook een nieuwe heup — want ja, ge moet natuurlijk wel kunnen blijven bewegen. Het is een soort tweede jeugd geworden, maar dan met zorgverzekering en knieën die niet meer onder garantie vallen.

Maar soms, heel soms kom ik nog zo'n fossiel tegen van de oude stempel. Een kranige bejaarde met kromme schouders en een permanent gebrek aan adem. Die dan zegt: “Ik heb nog nooit zo weinig tijd gehad.” Waarop hij met blinkende ogen vertelt over zijn groentetuin. Over het vreugdevol uitgraven van eigenhandig gezaaide radijzen, het wonder van onbespoten prei met daarin een levenslustige made — want dat is pas biologisch.

Ze zaaien, planten, trekken zichzelf uit de kom, vallen in slaap tijdens Thuis, worden wakker tijdens het weerbericht, en worden ’s avonds met een elektrische takel in bed gehesen door een fitte partner die ooit op hem viel omdat hij zo’n ‘energieke levensgenieter’ was. En nu dus sla eet met een lepel omdat zijn arm niet meer buigt.

En dan zijn er die andere grootouders, de actieve opvangdienst. Liefst fulltime. Want het zou toch zonde zijn om die schatjes af te geven aan een onthaalmoeder terwijl er nog een opa beschikbaar is met een rug die, bij correcte drukverdeling, perfect twee kindjes tegelijk kan dragen. Een opa die nog net kan kameelspelen tot aan de trap, maar sindsdien een lichte voorkeur heeft voor platliggen met ijs op de knie. En die glimlacht als zijn kleindochter zegt: “Opa is niet oud, opa is gewoon een beetje stuk.”

Tja, en dan heb je ook nog de gepensioneerden zonder medaille. Zonder koersfiets. Die vind je hier op het forum. Noodgedwongen, niet omdat het werk af was, maar omdat het lijf ermee ophield. Omdat er iets in het bloed kroop dat daar niet hoorde, en ineens zei: “Stop maar.” Omdat er behandelingen kwamen, en pillen, en afspraken die nooit eindigden. Prednison in plaats van pensioenfeest. En een lichaam dat elke ochtend vraagt: “Zeg, moet jij nog verplanten vandaag, of is het rustdag?”

Maar we klagen niet, of toch niet voortdurend. We zaaien nog steeds. In potten op een balkon, in verhalen op dit forum. En soms groeit er iets kleins. Een glimlach. Een berichtje. Iets dat niet veel voorstelt en tegelijk precies genoeg is.

Nee, gepensioneerden zijn niet meer wat ze geweest zijn. Misschien wij ook niet. Maar we zijn nog altijd in beweging — al is het soms schuifelend, zoekend naar evenwicht, en met een knie die protesteert zodra we aan radijzen denken.
En toch, ergens, blijven we bloeien. Op ons tempo. Soms met prei, soms zonder, maar altijd met een beetje koppigheid.