Of: hoe een kankerlijer leert knikken
In Kanker voor Dummies leer je al snel één basisregel: meewerken.
Meewerken zonder te veel vragen. Meewerken met begrip. Meewerken met een glimlach, liefst.
Alles begint met een zin die klinkt als een geruststelling, maar in feite een punt zet achter elk gesprek:
“Het is voor uw eigen goed.”
Daarmee is alles gezegd. Wie daartegen ingaat, is lastig. Of ondankbaar. Of begrijpt het niet. En jij wil geen lastige, ondankbare of koppige kankerlijer zijn. Jij wil een voorbeeldige patiënt zijn. Zo eentje die knikt. En glimlacht. En meewerkt.
Dus je knikt.
Het begint bij hormonen
Een ingreep die niet alleen op je kanker mikt, maar meteen ook je persoonlijkheid meeneemt, gratis en voor niets. Je wordt emotioneler, zachter, sneller geraakt — of net onredelijk kwaad om niks.
“U zult er rustiger van worden,” zei de arts.
Rustiger? Serieus? Misschien kan je een breicursus overwegen, liefst in pastel, met koffie en zachte stoelen, want als dit je nieuwe ik wordt, kan je er maar beter vaardig in worden.
Maar goed. Je knikt.
Want rust is gezond.
Je knikt bij chemo.
Chemo wordt voorgesteld als een noodzakelijke zuivering, een soort hogedrukreiniger voor je lijf. Het zal de slechte cellen doden, zeggen ze. Dat klopt ook. Alleen nemen ze onderweg nog wat andere dingen mee, gewoon omdat die in de weg stonden: smaak, haar, libido, energie, concentratie, geheugen, spierkracht, geduld, zelfvertrouwen en het vage maar hardnekkige gevoel dat dit nog altijd jouw lichaam is.
Na een paar kuren sta je daar, met een mok cappuccino die nergens meer naar smaakt, en denk je: als zelfs dit me wordt afgenomen, dan is er iets fundamenteels misgelopen in de onderhandelingen.
Maar je knikt.
Want het is voor je eigen goed.
Daarna komt bestraling. Dat klinkt zachter. Licht. Warmte. Bijna gezellig.
Tot je merkt dat “licht” in deze context betekent dat men je positioneert alsof je een laswerk bent, in de hoop dat alleen het verkeerde stuk doorbrandt.
“U voelt er bijna niets van,” zeggen ze. Dat klopt ook — op voorwaarde dat je “bijna” ruim interpreteert en je je oksel niet meetelt als volwaardig lichaamsdeel.
En weer knik je.
Want ze weten wat ze doen.
Tussendoor zijn er onderzoeken. Camera’s, naalden, pincetten, slangetjes die hun weg zoeken in lichaamsopeningen waarvan je altijd dacht dat ze privébezit waren.
“Even ongemakkelijk,” zegt de uroloog, die duidelijk meer ervaring heeft met jouw binnenkant dan jijzelf.
Je leert naar het plafond kijken en niet te veel nadenken. Meewerken gaat sneller.
Maar toch: als dit werkelijk zo onschuldig was, zou men het bij gezonde mensen ook doen. Gewoon, ter preventie.
Maar nee. Het gebeurt alleen bij jou.
En je knikt.
In naam van de wetenschap.
Intussen geef je bloed met een regelmaat die het Rode Kruis jaloers zou maken.
“Even prikken,” zeggen ze dan.
Daarna scans. Altijd nuchter. Altijd wachten. Altijd dat ene moment waarop je beseft dat je lichaam ondertussen half radioactief is, terwijl je nog steeds niet weet of dat nu goed nieuws of slecht nieuws zal opleveren.
Maar je knikt.
Want het is voor je eigen goed.
En alsof dat niet volstaat, krijg je advies. Over eten. Over bewegen. Over leven. Minder dit. Geen dat. Vooral verstandig. Zelden aangenaam.
“Eet veel groenten,” zeggen ze, terwijl jij het gevoel hebt dat je al maanden graast in dienst van de wetenschap.
Daarbovenop komt revalidatie. “Aan uw conditie werken.”
Op een hometrainer, met een fysiotherapeut die enthousiast aftelt terwijl jij vooral probeert niet voorover te kieperen.
“Nog tien seconden, u kunt het!”
Nou. Je kan het niet.
Je doet alsof.
Want het is voor je eigen goed.
Tot slot de psycholoog.
“U moet het een plaats geven.”
Je knikt ook daar. Want ondertussen ben je daar goed in geworden. Alleen weet je niet meer waar die plaats nog is, want alles tussen je hoop en je wanhoop is allang volzet.
En zo leer je het echt.
Niet hoe je geneest. Maar hoe je meewerkt.
Hoe je knikt op de juiste momenten. Hoe je glimlacht terwijl je lijf protesteert. Hoe je leert dat weerstand ongepast is, en dat lijden draaglijker wordt als je het verpakt als medewerking.
Begrijp me niet verkeerd: ik geloof niet dat ze me kwaad willen doen.
Ik geloof alleen dat niemand nog precies weet wat dat “voor je eigen goed” ondertussen kost.
Maar weet je:
als dit allemaal voor mijn eigen goed is, dan moet ik ondertussen wel de gezondste zieke van België zijn