De slinger van Foucault.
Geen poëzie, geen mystiek, gewoon een zware bol aan een lange draad. Meer is het niet. En toch hangt ze daar al meer dan anderhalve eeuw koppig heen en weer te gaan, alsof ze iets weet wat wij maar niet willen aannemen.
Ze hangt niet zomaar ergens. Niet in een huiskamer, niet in een fabriekshal. Ze hangt hoog. Onder koepels. In monumentale ruimtes waar je automatisch zachter gaat praten en omhoog kijkt. In het Panthéon in Parijs hing Léon Foucault haar in 1851, niet in een achteraflokaal, maar midden in een gebouw waar grootse dingen herdacht worden. Alsof hij wilde zeggen: dit gaat niet alleen over wetenschap, dit gaat over jullie plaats hierin.
Je moet haar ruimte geven, die slinger. Hoogte. Tijd. Geduld. Ze doet niets spectaculairs. Geen vuurwerk. Geen plot. Ze zwaait gewoon. Terug. En weer terug. En pas na een tijdje zie je het: niet zij verandert van richting, maar de aarde onder haar. Jij staat daar te kijken, overtuigd dat alles stil staat, terwijl de grond onder je voeten langzaam wegdraait.
En daar zit het ongemak. Want zo voelt het leven soms ook. Jij denkt dat je stilstaat, dat je vastzit, dat je weer op hetzelfde punt bent beland. Dezelfde vragen. Dezelfde angst. Dezelfde vermoeidheid die zich onverwacht aandient. Maar misschien ben jij niet degene die faalt. Misschien draait de wereld gewoon verder onder je door, terwijl jij trouw blijft aan je eigen zwaai.
Ik zit hier ’s nachts vaak zo. Te laat om het nog avond te noemen, te vroeg om al van morgen te spreken. Achter mijn pc, mok cappuccino naast me, en ik voel het letterlijk: dat heen en weer. Vooruit, achteruit. Vandaag kan ik het aan. Morgen ook. En dan plots niet meer. Zonder duidelijke aanleiding. Zoals die slinger die blijft doen wat ze altijd deed, ongevoelig voor wat wij daar allemaal van vinden.
En nee, dat is niet mooi. Dat is soms gewoon lastig. Je denkt dat je dingen achter je hebt gelaten, verwerkt, afgehandeld. En toch kom je ze weer tegen. Niet omdat je niets geleerd hebt, maar omdat sommige bewegingen niet opgelost raken. Ze keren terug. Altijd.
Wat me dan raakt, is dat die slinger geen oordeel heeft. Ze zegt niet: zie je wel. Ze zegt niets. Ze zwaait. Omdat ze niet anders kan. Omdat ze gehoorzaamt aan wetten die ouder zijn dan ons gedoe, ouder dan onze hoop dat alles ooit netjes afgerond raakt.
En toch — en daar wordt het weer ingewikkeld — is het geen exacte herhaling. Dat zie je niet meteen, maar het is er wel. De aarde is intussen een fractie verder gedraaid. Zo weinig dat het bijna cynisch aanvoelt, maar net genoeg om te weten: dit is niet helemaal hetzelfde als de vorige keer. Jij bent ook niet meer dezelfde. Iets ouder. Iets moeër. Soms ook iets zachter, al wil je dat niet altijd toegeven.
Misschien is dat alles. Geen grote vooruitgang, geen heroïsche boog. Gewoon blijven zwaaien, terwijl de wereld onder je langzaam verschuift. En hopen dat je, wanneer je weer op dat bekende punt komt, net iets anders staat dan de vorige keer. Niet beter. Niet sterker. Maar wel echter.
Ik weet het niet.
Ik zit hier maar wat te kijken naar die denkbeeldige slinger, luisterend naar het tikken van de tijd, en ik denk: als die het mag doen zonder uitleg, zonder doel, zonder belofte… dan mag ik dat misschien ook.
Gewoon wat heen en weer.
Meer zit er eigenlijk niet in
Met dank aan Clemence