HET KORTSTE LONTJE ( in uitvoering)

Gepubliceerd op 12 mei 2025 om 07:33

Issue 3 – Het Kortste Lontje ter Wereld

Een verslag van prikkels, paniek en plotselinge uitbarstingen, vanuit het zenuwcentrum zelf

Door: Nervus Centralis, waarnemend hoofd stressbeheer


Ik ben het zenuwstelsel.
Of wat ervan overblijft.

Vroeger stond ik bekend om mijn soepelheid.
Ik was de grote coördinator, de flexibele tussenpersoon,
de man met de kalme stem in de controlekamer.
Signalen kwamen binnen, werden verwerkt, gerangschikt, doorgegeven.
Warmte? Opgemerkt.
Pijn? Geanalyseerd.
Gezeur? Gefilterd.

Maar nu...
Nu ben ik een brok glasvezel in paniek.
Een driekoppige draak die constant in kortsluiting staat.
Mijn leidingen trillen, mijn kabels branden, en ik word wakker met het gevoel dat er alweer iets gaat ontploffen —
maar ik weet niet wat, of waarom, of wanneer.


Het begon met de behandeling.
Chemo, hormonen, stress, slapeloze nachten.
De ene stof maakt je moe, de andere maakt je alert,
en samen maken ze van mij een zenuwbundel met een dubbele agenda.

Mijn drempel is weg. Gewoon: weg.
Wat vroeger een opgetrokken wenkbrauw waard was,
wordt nu een uitbarsting waar zelfs de kleine teen van schrikt.

Een opmerking van Mevr willy? BOEM.
De printer die het niet doet? RAM DE KLEP DICHT.
Iemand die vraagt “Heb je dat al gedaan?”?
Alsof ze een handgranaat in de woonkamer legt.


En het is niet eens woede.
Het is pure overbelasting.
Alsof er in mijn hoofd een orkest zit dat tegelijk wil stemmen, repeteren en optreden —
terwijl er iemand met een hamer op de triangel slaat.

Ik krijg geen overzicht meer.
Alles komt tegelijk.
Alles is dringend.
Alles is persoonlijk.

Zelfs stilte is te luid geworden.
Zelfs rust maakt mij zenuwachtig.
Want wat als ik dán iets vergeet? Wat als ik iets laat vallen? Wat als ik...


De hersenen hebben me laten vallen.
Ze kijken de andere kant op.
“Het is chemobrein,” zeggen ze.
“Het zijn de hormonen.”
Alsof dat troost biedt. Alsof dat iets oplost.

Niemand zegt:
“Het is omdat je al maanden alles moet dragen.
Omdat je in de wachtkamer zit, ook als je thuis bent.
Omdat je vecht tegen een vijand die je niet ziet,
maar die wél met vuile handen in je hoofd zit te rommelen.”


Soms probeer ik me te verontschuldigen.
Na weer zo’n scène aan tafel.
Als Mr willy zwijgt, Mevr willy naar haar glas kijkt.
Dan wil ik zeggen:
“Ik ben het niet. Ik ben mezelf kwijt. En ik weet niet hoe ik weer terug moet.”
Maar ik zeg het niet.
Ik tril gewoon verder. Inwendig. Opnieuw.


En toch…
Er zijn momenten.
Kleine openingen in de stroom.
Wanneer iemand niet vraagt wat er is,
maar gewoon even blijft zitten.
Wanneer niemand oplossingen aandraagt,
maar er gewoon is.

Dan voel ik het weer.
De zachtheid.
De buffer.
De stilte waarin ik niet hoef te reageren,
maar gewoon even mag zijn.


Ik ben het zenuwstelsel.
Moe, overspannen, overprikkeld.
Maar ik ben er nog.
En al flikker ik, en knetter ik, en ontplof ik te vaak —
ik probeer elke dag opnieuw,
dat lontje iets langer te maken dan gisteren.


Getekend,
Nervus Centralis
Vlamgevoelig.
Maar nog altijd verbonden.